Hoofdstuk 15
Maria en de duif! Kees denkt mee! Af en toe stuurt hij wat op. Dit is oude koek! mopperde Daan. Van overzee probeerde zijn geëmigreerde vriend mee te denken: gestoken in een enveloppe een briefje met trefwoorden en een prentbriefkaart met daarop een afbeelding van de Annunciatie van de Maagd Maria, met duif. De Heilige Geest zal op u komen, stond erbij. Leda en de zwaan! Nog zo een! zei Daan. Maria en Leda hebben ook wat met vogels: de vriendelijk duif, de zachtaardige zwaan; dat mag ik tenminste hopen.
Ik keek Daan nietszeggend aan. Vrouwen en vogels! Sirenen zijn vogels met vrouwenhoofden. In de klassieke oudheid was de uil het attribuut van Pallas Athena, de godin van de wijsheid, wist ik. Hierom was ik niet gekomen: we zouden bij Daan thuis nabespreken!
Pipo is meedogenloze natuur: ongebreidelde erotiek. Pipo doet hunkeren! Mag ik vanavond bij je slapen? Daan zweeg, zuchtte en zei: Ik kan er niets mee, met wat Kees schrijft. Hij legde de enveloppe op tafel, keek me aan en zei: Zullen we dan maar?
Ik had Daan geopperd om met een van de bruidsparen, die zich bij hem hadden gemeld, proef te draaien: ze een gratis reportage aan te bieden. Daan ging daarin mee en had het paar het voorstel gedaan. Die dag zouden we eraan beginnen. Tot teleurstelling van Daan bleek zij een grote dikkerd en hij een klein opdondertje. Ze kenden elkaar al jaren en wilden de liefde verzegeld hebben. De reportage wensten ze te maken bij de rivier aan het water en met het pontje op de achtergrond. Op dit bootje hadden ze elkaar leren kennen. Bij de pont werd besloten om het scheepje een glansrol te geven: zij zou zich opstellen op de aanvarende pont en hij haar op de kade opvangen. Dat Pipo de glansrol moest vervullen in de beleving van Daan en mij, dat wist het stel niet. We spraken af dat we onze papegaai zouden laten aanvliegen op het moment dat ze van het pontje kwam: daar moesten bruid en bruidegom zich opstellen. De veerman wist ervan. Pipo landde met zijn mandje tot vierkeer toe veeltevroeg in het vochtige gras van de oever, een paar meter bij het bruidspaar vandaan, hupte wat in het rond en vloog naar mij terug wat de bruid ook wapperde met het aan haar door Daan aangereikte sluiertje. En dat was dat.
Het is de schuld van de grote dikkerd, opperde Daan. Pipo is geoefend op slank: fijngebouwde bruiden. Op onschuld! Dit was geen echte bruid! Dat heeft Pipo in de gaten.
En geen blote schouder, Daan! dacht ik stilletjes. Volgens mij had het meer van doen met het geronk en de stank van de motor van het pontje! Misschien had het te maken met de weidsheid van de rivier, het klotsende water, het wapperen van de vlaggen bij en op het pontje en het opgewekte getoeter van de veerman met zijn machtige scheepshoorn. Pipo was geoefend in de stal van Teun; een blauwe maandag in een nachtclub; in de beschutting van Daan zijn tuin. Niet zoals ik mijn uilen trainde: in de open lucht. Niks meedogenloze natuur! Ik vertelde Daan wat ik dacht.
Denk je dat, Gerben! Dat Pipo zich heeft laten afschrikken door de rivier, en niet door die grote dikke bruid? Daans oog viel op de enveloppe met de prentbriefkaart van Kees die op tafel lag en nam hem in de hand, zwaaide ermee in mijn richting. Stel, Gerben, dat de duif kan praten. Wat zegt die dan? En wat zegt de Zwaan tegen Leda? Wat zegt de papegaai op mijn schilderij? Hij wees met de kaart in de hand naar de muur waar het grote naakt hing.
Ik vond dat meteen een leuke denkoefening en dacht aan mijn uilen, dacht aan Pallas Athena en vertelde het Daan. Die was verrast. Uil? Nu ja, waarom niet? We beginnen met de duif. Die zal iets hebben van: Kom kom, wees niet bevreesd, heb vertrouwen! De zwaan zegt: Nou nou, zo vreemd is dit nu ook weer niet!
Ik vond dat grappig. Daan vulde het voor de vogels in met een brede grijs op zijn gezicht. Dat van de duif kon ik geloven, van de zwaan vond ik moeilijk, want van de heidense godenleer wist ik niet veel. Gaat Leda eieren leggen? Zou Daan dat weten?
Nu jij, Gerben! Wat zegt de papegaai op mijn schilderij?
Niet de sussende woorden van de duif en de zwaan, bedacht ik. Deze vrouw is willig. Ze vertrouwt de papegaai. Ik dacht aan allerhand vuilbekkerij, maar hield dat wijselijk voor me, probeerde: Koekoek, hier ben ik!
Daan schoot in de lach. En wat zegt Pipo, als die de trouwring aanvliegt?
Hier met die sjaal! verzon ik.
Precies! En nu de uilen, daagde Daan mij uit. Hij gaf zelf het antwoord: Pardon, mevrouw! Die blijven vast beleefd! Dat zijn geen deugnieten. Weet je, Gerben, de papegaaien zoals wij ze kennen, die kwamen van overzee: tijdens en na de ontdekkingsreizen. En de zeelui verkochten de vogels, liepen ermee naar de bordelen. Al op de boot leerden ze de papegaaien allerlei schunnige praat. Daar is jouw Koekoek hier ben ik niets bij! En dat is ze aan gaan kleven. De papegaai is het mannelijk lid!
Deze verklaring van het fenomeen kende ik al. Daan had het me meerdere keren verteld. De papegaai is het mannelijk lid! De mijne is een papegaai. Daan had me ook verteld dat het in de tijd dat de vogels uit verre vreemde landen overkwamen, een zegswijs was: De Papegaai zal lang genoeg staan. De dichter Gerbrand Adriaenszoon Bredero was zijn bron. Die kende ik nog van de taallessen van school en van de vaderlandse geschiedenis. Daan nodigde me uit voor een glas limonade in het prieel. Hij vulde een gieter met water en reikte me die aan: of ik alvast Pipos drinkwater wilde verversen en onze papegaai naar het prieel wilde dragen.
De vogel stond nog in de bijkeuken. In het keukentje, een aanbouwsel tussen de woning en een garage, viel mijn oog op de doos met strooibiljetten die we hadden laten drukken. Onder in Pipos kooi lagen er ook en Pipo was druk in de weer met het versnipperen van de biljetjes. Daan had vast na onze terugkomst de papiertjes onder in zijn kooi gelegd. Ooit zou de dag komen dat Pipo Daans kunstplatenverzameling verscheurt, schoot door me heen. Ik herinnerde me dat mevrouw Daan me vertelde dat de papegaai een nieuwe hobby had. Je zal wel zien wat dat is! zei ze geheimzinnig, toen ik haar ernaar vroeg.
Ik dacht aan mijn uilen en mijn eigen foldertjes: stel je voor dat ik met mijn vogels met het aanvliegen van trouwringen aan de slag zou kunnen gaan; ze werden steeds behendiger. Het kunstje zonder de toestemming van Daan opvoeren in mijn uilenpraktijk, er klanten voor werven, deed ik niet. Het was immers zijn idee geweest. Wilde ik het bespreken? Zou ik Daan voor het hoofd stoten? Hij gaf me poen voor de oefening van Pipo; bij de laatste kerst gaf hij zelfs een maand extra, geld dat ik goed kon gebruiken. Ik droeg de kooi met de papegaai naar het prieel, dronk mijn glas leeg en ging daarna naar huis, met het vaste plan om in een van de dagen die kwamen definitief uit te zoeken wie die grote meester was, de vooralsnog onbekende vervaardiger van het oorspronkelijke werk dat in opdracht van Daan gekopieerd was en dat ongetwijfeld met toestemming van mevrouw Daan ronkend bij hen aan de muur hing. En Bredero lezen als ik dan toch de bibliotheek wilde bezoeken.
Thuis op de deurmat lag een brief van de gemeente met de vraag of ik belangstelling had, …voor de functie van beheerder van een in de Kasteeltuin te vestigen natuurcentrum met bosspeeltuin. Indien zo, dan verzoek ik u vriendelijk met enige spoed te reageren. Het is niet nodig om voor deze sollicitatie- of selectieprocedure referenties op te geven! U bent bij ons bekend.