Papegaai: betekenis & definitie
Algemene N naam voor veel soorten uit een hele vogelfamilie (Psittacidae) (>D Sittich 'Parkiet').
Fries Pappegaai. D Papagei (<Papegey (15e eeuw) <F Papegai (eind 12e eeuw; naast het gebruikelijker Perroquet) <Sp Papagayo; It Pappagallo, nieuwGr Papagas; E Parrot (c.1500), maar éérder een woord dat nu een andere betekenis heeft gekregen, te weten Popinjay. Dit E woord heeft een identieke ss. als mnl Papegay1 [Van Maerlantvs.3266] en Pape(n)gaey te weten pope 'paap' (zie sub Paapje) + jay 'Gaai' ←. Al deze woorden bestonden al ruim vóór de ontdekking van Amerika (1492); het benoemingsmotief "roodgekleurde vogel die een Gaai-achtig geschreeuw uitstoot" zou perfect geweest kunnen zijn, maar speelt dus zeker niet voor een zuidamerikaanse roodgekleurde soort als Ara macao. De oorsprong van het woord ligt dan ook vroeger en elders: arabisch (moors?) Babagha, dat op zijn beurt als Pampakei uit een westafrikaanse taal schijnt te zijn ontleend, is de voorloper van de europese namen.
De Papegaai komt niet in Europa als inheemse vogel voor. Dat betekent dat de introductie van het woord in de europese talen gerelateerd moet zijn aan het tijdstip waarop de eerste contacten werden gelegd met (bewoners uit) gebieden waar de Papegaaien voorkomen. Getuige Gr TtxxaKÓg psittakos (ook: sittas) kenden de Grieken de 'Papegaai' al. Dit zou nl. de Halsbandparkiet ← en/of Psittacula alexandri (Linnaeus) 1758 uit India geweest kunnen zijn. De laatste is genoemd naar Alexander de Grote (356-323 v.Chr.), tijdens wiens tocht naar het Midden-Oosten deze soorten gezien zouden zijn, gevangen en mee naar huis genomen (Macedonië). {De vraag rijst of er, wat de namen betreft, verband is met Gr sittê (=Boomklever, een 'Specht' of misschien nog wat anders?) [vgl. Jobling 1991 sub Sitta en sub Psittacus].} Dennenpapegaai is een volksnaam voor de totaal niet-verwante Kruisbek Loxia curvirostra, vanwege enkele aspecten aan uiterlijk en gedrag die aan Papegaaien doen denken.
ZeePappegaay ← is een naam, die Houttuyn 1763 gaf aan de Papegaaiduiker. Ook deze vogelsoort behoort niet tot de Papegaai(achtig)en.
1 Dat in het N vaak aan papa ‘vader' gedacht zal zijn en het woord fout gespeld (als papagaai), zoals Van der Sijs doet voorkomen [OTT 4/10/'02], lijkt niet zeer aannemelijk, ook al niet vanwege de klemtoon op -gaai. De incidentele spelling *papagaai zal misschien eerder aan het D woord te wijten zijn. Overigens zou de spelling met a's etymologisch gezien correcter zijn.
Geuzenliederen, Een nieu Liedeken
Madam van Parma die is ghelegen
In het Nederlandt, bysonder in Branbandt
En heeft daer een Papegaeyken creghen,
Dat haer na zijn handt, geset heeft seer vailliant. (Blommaert, 1847)
(...) Om mijn verhaal weer met een vogel voort te zetten, ga ik proberen de oorsprong van de papegaai in de opstandliederen te analyseren. Zoals enkele van de boven genoemde diersoorten, heeft deze spotnaam ook te maken met de woordklank. Papegaai werd namelijk door de protestanten tegen de papen oftewel priesters, pastoren, zelf voor de paus gebruikt. De spotnaam maakte snel een buitenlandse carrière (papegaai is in het Frans papegay, papegaut), maar in de Nederlandse literatuur ontbreken er ook geen beschrijvingen van hem. (Kecskés, 2008)
Apologie der „Pfaffen“
Paulus Cassel gaat uitgebreid in op de etymologische kwestie van de spotnaam. Hij betoogt dat de papegaai, de groene aap, een product van Satan is en priesters en predikanten in diskrediet brengt en acht het onbegrijpelijk dat ooit de groene papegaai begrepen werd als een christelijk symbool, bijvoorbeeld in de werken van Albrecht Dürer.
(...) Der Papagei in allen Schützenbräuchen heist nirgends blos Papa, wie er doch hätte heißen müssen, wenn man einen Pfaffen unter ihm verstehen sollte. (P.38)
(...) Es handelt sich aber nun darum, eine Betrachtung herzustellen, was die Christliche Schützen dennoch sich gedacht haben, wenn sie die Papagei zum Ziel ihrer Kunst nahmen. Ich glaube es sagen zu können - es war gerade das Gegenteil der Kirche, der feind des ehrlichen Pfarrers - und niemand anders als Satan, dem es als Affe Christi auch zukommt, auch der Papagei - der ohne Herz immer wieder den alten Kohl phrasenhaft plappert, bis in das Herz getroffen zu werden. (P.52)