(...) Laten we dan ook maar gelijk doorlopen. Een paar Rubensen, Brueghels. Kijk, nog een Snijders! En een Adriaan van Utrecht, niet Adrianus VI natuurlijk, die had iets heel anders voor met de kunst. Laten ons zwijgen over dat Hollandse pontificaat. Heemskerck, twee maal voorlopig. Een verhaal apart. Wie? Wat?! Maar natuurlijk doen die mee en dat zal ik u bewijzen ook... Hop, vort. En wel meteen! Geen Italianen! Wat is dat nou... Hier, Veronese. Dertien meter breed. Geen Italianen! Heeft er de Inquisitie voor op zijn nek gekregen, jawel, papegaaien bij Christus geschilderd. Nou ja, dat niet alleen, ook nog een paar Duitsers en potsenbakkers staat er te lezen in de verslagen. Aldori, een kleintje, ik geef het toe, Mantegna, Bellini, Carracci, een blad van Leonardo, Dell' Abate en kijk hier toch eens... Kom hier eens kijken... Carpaccio. We hebben er vijf. Tot op heden. Het onderzoek is nog gaande. En dat is loepenwerk! Hier zou ik u verhalen over kunnen vertellen. Wat hier gebeurt, op dit paneel. Tjonge jonge, daar lusten de honden geen brood van. Nee nee, nu niet. Kom, we lopen nog bij wat Noordelingen langs. De Oude Cranach. Drie meesterwerken in ons bezit. Moet u die papegaai zien, dat is nog een echte oude, eentje van voor Columbus, en hier Kardinaal Albrecht als de H. Hiëronimus. Niet te geloven. Dürers hebben we ook. Natuurlijk. Het Paumgartner Altar, een schets uit zijn Neurenbergse periode, De Madonna van de hallen, De Weense Madonna met de vele dieren, tussen haakjes: wie zit er voorop? Juist ja, en natuurlijk: de Zondeval. Rembrandt! We zijn Rembrandt vergeten! Het Hooghsaet portret. Of het een echte is? Als de papegaai maar echt is! Hooghsaet ja. Je snapt niet dat het mogelijk is zoiets. Het staat erop geschreven. Zo zeker als wat. Nog maar even wat Hollandse pracht. Laten we gul zijn: Geertgen tot St. Jans. De kleinste papegaai ooit geschilderd. Daar zit 'ie. Van voor Columbus? De papegaai wel. Het schilderij, dat hangt erom... Geertgen sterft in ‘93, waarschijnlijk. In elk geval: het kleinste frommeltje ooit geschilderd. Herkenbaar dan, want anders zit het museum gelijk vol. En als klapstuk De Van der Paele Madonna. Die is nog nooit naar behoren begrepen. Dat kan ik u bij het verlaten van ons museum op een briefje meegeven. Waarom die Picabia ernaast? Ja, luistert u eens...
Zoals u gezien heeft, en naar ik begrijp in de gauwigheid niet begrepen heeft, toont dit museum niet direct een historische ontwikkeling van de beeldende kunst, maar laat het veeleer een ontwikkeling zien van het subject-begrip in het westerse denken. (Van Boxtel, 1989)